een bezoek brengen aan (v) (persoon) | se rendre chez (v) (persoon) |
een bezoek brengen aan (v) (persoon) | aller voir (v) (persoon) |
een bezoek brengen aan (v) (persoon) | rendre visite à (v) (persoon) |
een bezoek brengen aan (v) (persoon) | aller chez (v) (persoon) |